Sondevoeding berekenen Oefenen: Uitleg + Oplossingen
Iedere patiënt is anders. Ieder mens heeft daarom ook zijn eigen verzorging nodig om goed
te kunnen functioneren. Niet alleen zijn er mensen die hulp nodig hebben bij het
ademhalen, ook eten gaat niet altijd bij iedereen vanzelf. Deze mensen krijgen vaak extra
hulp door middel van sondevoeding. Omdat dit een van de situaties is die voor kan komen in
het werkveld van een verpleegkundige, wordt hier uitvoerig aandacht aan besteed tijdens
medisch rekenen. Hier moet je de sondevoeding berekenen om de patiënt van de juiste
hoeveelheden te kunnen voorzien. Onderstaande informatie laat jou zien wat dit onderdeel
precies inhoudt en hoe je dit het beste kunt berekenen.
Inhoudsopgave
Wat is sondevoeding berekenen?
Welke andere kennis heb je hiervoor nodig?
Hoe kun je sondevoeding berekenen?
Voorbereiden op sondevoeding berekenen?
Wat is sondevoeding berekenen?
Sondevoeding is vloeibare voeding die rechtstreeks via een sonde in de maag van een
patiënt wordt toegediend. In de meeste gevallen gebeurt dit door middel van een
sondevoedingspomp. Deze pomp kan handmatig worden ingesteld, zodat er altijd de juiste
doorloopsnelheid plaatsvindt. Op deze manier krijgt de patiënt altijd de juiste hoeveelheden
binnen en wordt ervoor gezorgd dat deze persoon gedurende de dag genoeg
voedingsstoffen binnenkrijgt om het lichaam te laten werken.
Een sondevoedingspomp werkt op dezelfde manier als een volume-gestuurd infuus. De
doorloopsnelheid wordt berekend aan de hand van het aantal milliliter per uur. Hierdoor
kan er continu sondevoeding worden toegediend of de maaltijden in porties verspreid over
de dag in de maag van de patiënt terecht komen. Dit is afhankelijk van de situatie en wordt
door de arts voorgeschreven. Jij moet in dit geval alleen weten hoe je de doorloopsnelheid
van de sondevoeding berekenen moet, zodat deze altijd op de juiste manier ingesteld staat
en er geen tekorten of overschotten ontstaan.
Welke andere kennis heb je hiervoor nodig?
Voordat je sondevoeding berekenen gaat, moet je eerst weten welke soorten infusen er
bestaan. Je hebt namelijk twee verschillende varianten, die allebei op een andere manier
werken. Je hebt ze echter niet allebei nodig om met sondevoeding aan de slag te gaan. Om
de verschillen goed duidelijk te hebben, leggen we ze toch allebei even uit.
Het eerste infuus is een druppel-gestuurd infuus. Dit infuus wordt vaak afgesteld door het
ziekenhuis zelf. Het kan echter voor komen dat je hem handmatig in moet stellen. Dit doe je
aan de hand van het aantal druppels per minuut. Je moet er hierbij rekening mee houden
dat het meest gangbare aantal druppels per milliliter 20 is bij vloeistoffen. Bij
bloedtransfusies wordt gerekend met 18 druppels per minuut. Je moet bij de berekening
altijd afronden op hele druppels. Als voorbeeld nemen we een glucoseoplossing 5% die moet
worden toegediend. In 4 uur tijd krijgt de patiënt 250 mL. Hoe groot moet de
druppelsnelheid dan zijn?
Je kijkt hierbij eerst naar het totaal aantal druppels dat uit de oplossing te halen is. Hiervoor
geldt de formule: aantal milliliters x 20 druppels = 250 x 20 = 5000 druppels.
Daarna maak je het voor jezelf eenvoudiger door de vier uur terug te brengen naar een uur.
Je deelt 5000 door 4, waar 1250 druppels per uur uitkomt. Dit moet je nog terugbrengen
naar minuten. Er zitten 60 minuten in een uur. 1250 / 60 = 20,8 druppels. Je moet het infuus
instellen op 21 druppels per minuut.
Doorloopsnelheid op basis van milliliters per uur
Je hebt ook een volumegestuurd infuus. Dit infuus werkt met een doorloopsnelheid van
milliliters per uur. Je moet hierbij altijd afronden op een decimaal. Je kunt immers niet 0
milliliter toedienen aan een patiënt. Wanneer het lager uitkomt dan 0,1 mL moet je de
vloeistof aanvullen met fysiologisch zout. Het toedienen van de vloeistof gebeurt door
middel van een spuit. Deze spuit moet je zelf klaarmaken. De beschikbare spuiten zijn
gemiddeld 50 mL. Om nauwkeuriger te werk te gaan kun je de spuit beter aanvullen tot 48
mL in plaats van volledig afvullen. Hiermee kun je ook betere berekeningen maken.
Een kort voorbeeld om te laten zien hoe je met een volumegestuurd infuus aan de slag kunt
gaan. In 24 uur moet er 150 mg toegediend worden via een spuit van 50 mL. Je doet deze
150 mg in de spuit en vult dit aan tot 48 mL. De doorloopsnelheid wordt hierbij ingesteld op
2 mL per uur. Wanneer je 100 mg in 12 uur moet toedienen, doe je dit aantal in de spuit en
vult dit aan tot 48 mL. Je kunt de stand dan op 4 mL per uur instellen, zodat de gehele
dosering toegediend wordt binnen de aangegeven tijd.
Hoe kun je sondevoeding berekenen?
Sondevoeding berekenen is een van de taken die je moet beheersen als je aan de slag gaat
als verpleegkundige. Het is daarom van belang dat je op de juiste manier de berekeningen
leert maken, zodat je er direct mee aan de slag kunt gaan zodra je het werkveld betreedt.
Onderstaande voorbeelden kunnen jou op weg helpen. Hier zie je namelijk niet alleen welke
vragen je tegen kunt komen op de medisch rekenen toets, maar ook hoe je deze op de
goede manier uitwerkt en tot het antwoord kunt komen.
Voordat we sondevoeding berekenen gaan, kijken we nog een keer terug naar de benodigde
informatie. Een sondevoedingspomp wordt ingesteld op een bepaalde doorstroomsnelheid.
Deze wordt altijd ingesteld aan de hand van een aantal milliliter per uur. Dit zorgt ervoor dat
de patiënt de juiste hoeveelheden toegediend wordt. Doordat het in milliliters gaat, is er
altijd een hoge nauwkeurigheid en kunnen er bij de juiste berekeningen geen tekorten of
overschotten ontstaan.
Het aantal milliliter per uur kun je vaststellen aan de hand van een berekening. Hiervoor kijk
je naar de beschikbare spuit. Als deze 50 mL is, kun je deze dus het beste aanvullen tot 48
mL. Er wordt 4 IE per uur voorgeschreven. De ampul van 100 mL bevat 100 IE per milliliter.
Hoe moet de spuit gevuld worden? Je kunt hiervoor de spuit zo vullen dat er 1 IE per
milliliter in zit. In een spuit moet 50 IE insuline zitten. Omdat de ampul 100 IE per milliliter
bezit, moet je 0,5 milliliter uit de ampul halen. Deze doe je in de spuit en vult dit aan met
fysiologisch zout tot aan de 50 mL.
Beschikbaarheid in combinatie met snelheid
Door naar het sondevoeding berekenen. Hierbij wordt de vloeistof dus rechtstreeks in de
maag toegediend. Je hebt hierbij een doorstroomsnelheid in milliliter per uur. Wanneer je
de pomp in gaat stellen moet je weten hoeveel er per uur nodig is van de beschikbare
voeding. Je moet daarom altijd het totaal delen door het aantal uren dat gegeven is. Op deze
manier kom je op de juiste snelheid uit.
We gaan de sondevoeding berekenen aan de hand van enkele voorbeelden. Hierbij beginnen
we met een eenvoudige vraag en bouwen dit steeds verder uit tot het niveau dat je
uiteindelijk moet beheersen.
Een patiënt krijgt gedurende 4 uur 500 mL sondevoeding toegediend. Op welke manier moet
de pomp worden ingesteld om de patiënt van de juiste dosering te voorzien?
Zoals hierboven aangegeven kun je het beste terugrekenen naar een uur. Hiervoor moet je
500 delen door 4. Hieruit komt 125 mL. Je stelt de pomp in op 125 mL per uur.
Een patiënt krijgt gedurende 4 dagen 6 keer per dag 150 mL sondevoeding voorgeschreven.
De voeding moet per 20 minuten toegediend worden. De zakken hebben een inhoud van
500 mL. Wat is de doorloopsnelheid van de pomp? Hoeveel zakken heb je hiervoor nodig?
Per 20 minuten moet er voeding het lichaam inkomen. 20 minuten is een derde van een uur.
150 mL x 3 = 450 mL per uur. De pomp moet dus ingesteld worden op 450 mL per uur.
Per dag heb je 6 keer 150 mL nodig. 6 x 150 = 900 mL. Voor vier dagen komt dit neer op 3600
mL. De beschikbare zakken bevatten 500 mL. 3600 / 500 = 7,2. Je hebt 8 zakken nodig om de
volledige voeding toe te kunnen dienen.
Ook zonder hulp van jouw collega’s in kunnen stellen
Een ander voorbeeld van sondevoeding berekenen heeft te maken met veranderingen op de
werkvloer. Het kan namelijk voor komen dat de situatie iets verandert, waardoor de
toediening op verschillende tijden plaats kunnen vinden. Aan de hand van deze verandering
moet er ook een andere doorloopsnelheid ingesteld worden om de patiënt toch van de
goede dosering te kunnen voorzien. Deze patiënt heeft immers een vaste hoeveelheid
voorgeschreven gekregen, welke ook in zijn geheel toegediend moet worden.
Een patiënt mag weg uit het ziekenhuis. De nacht dat hij this komt, moet er nog 1 liter
sondevoeding toegediend worden. Jij bent als wijkverpleegkundige verantwoordelijk voor de
juiste toediening. In de avond, om 20.00 uur, ga je naar de patiënt toe om de sondevoeding
aan te koppelen. De ochtend erna om 08.00 uur koppel je deze weer af. Op hoeveel milliliter
stel je de pomp in?Diezelfde dag blijkt dat je 20.00 uur niet gaat halen. Hierdoor kom je een uur later bij
meneer aan. Op welke snelheid zet je de pomp dan?
Er is 1 liter beschikbaar, welke in 12 uur tijd toegediend gaat worden. 1 liter = 1000 mL. 1000
/ 12 = 83,3. Je zet daarom de pomp op een doorloopsnelheid van 83 mL per uur.
Wanneer de situatie verandert, heb je een uur minder lang de tijd om de gehele
sondevoeding toegediend te krijgen. In plaats van 12 uur moet de sondevoeding in 11 uur
word toegediend wanneer je later bij de patiënt bent. Hierdoor verandert de berekening
naar 1000 / 11 = 90,9. Je moet daarom de pomp op 91 mL per uur instellen.
Voorbereiden op sondevoeding berekenen?
Sondevoeding berekenen behoeft kennis van verschillende onderwerpen. Niet alleen moe
je goed kunnen rekenen, waarvoor je de basisregels van rekenvaardigheid onder de knie
moet krijgen. Ook moet je weten hoe een infuus ingesteld moet worden om de juiste
doorloopsnelheid te kunnen berekenen. Er komt daardoor veel bij kijken, waar je jezelf goed
op moet voorbereiden.
Een goede voorbereiding gebeurt op basis van veel oefenen. Je begint hierbij met de
basisregels van rekenvaardigheid. Hoewel je al vanaf de basisschool bezig bent met
hoofdrekenen worden hier veel fouten mee gemaakt. Veel mensen zijn tegenwoordig
geneigd om hulpmiddelen zoals een rekenmachine te gebruiken. In de praktijk heb je deze
middelen niet tot je beschikking, waardoor je ook uit je hoofd bepaalde berekeningen moet
kunnen maken. Maak daarom zoveel mogelijk oefeningen om hier vaardig in te worden. Je
gaat merken dat je steeds minder aan jezelf begint te twijfelen en sneller kunt gaan
handelen.
Wanneer de basis goed in je hoofd zit, moet je weten hoe de infusen ingesteld moeten
worden. Je hebt hier de theorie voor in het boek staan. Begin daarom altijd met deze theorie
en maak van daaruit de verschillende voorbeeldvragen. Je kunt gedurende het oefenen met
de vraagstellingen ook altijd terugkijken naar de theorie als dit nodig is. Zo weet je zeker dat
je de juiste berekeningen toepast. Houd hierbij altijd goed in het achterhoofd welke formule
er bij sondevoeding berekenen hoort, zodat je niet met de verkeerde snelheden gaat
werken. In feite is het geen lastig onderdeel, maar een verkeerde berekening kan er wel voor
zorgen dat de patiënt niet gebaad is bij de sondevoeding en er een verkeerde dosering
wordt toegepast.