toets verpleegkundig rekenen oefenen? gratis tips en uitleg
Een nieuwe opleiding brengt ook toetsen met zich mee. Je hebt immers verschillende
vakken, waarbij ook gekeken moet worden of jij de kennis beheerst die je nodig hebt om
jouw diploma in ontvangst te mogen nemen. Zo kun je ook de toets verpleegkundig rekenen
tegenkomen. Je moet binnen het werkveld meerdere zaken kunnen berekenen om de
patiënt zo goed mogelijk te kunnen helpen bij de verzorging. Met onderstaande informatie
word je op weg geholpen om je zo goed mogelijk voor te bereiden op de toets.
Inhoudsopgave
Waarvoor wordt de toets verpleegkundig rekenen ingezet?
Welke onderdelen kun je verwachten op de toets verpleegkundig rekenen?
Hoe zien die vragen van de toets verpleegkundig rekenen eruit?
Waarvoor wordt de toets verpleegkundig rekenen ingezet?
De toets verpleegkundig rekenen is een vast onderdeel van de opleiding Verpleegkunde. Als
verpleegkundige moet je namelijk weten hoe je bepaalde doseringen moet maken als het
gaat om medicatie en infusen. De opleiding toetst hiermee jouw basiskennis rekenen en
daarmee ook jouw vaardigheden voor op de werkvloer. Dit houdt in dat je niet alleen moet
kunnen rekenen met hulpmiddelen, maar ook bij acute situaties direct kunt handelen door
middel van hoofdrekenen.
Werkgevers hechten veel waarde aan het met voldoende afronden van de toets
verpleegkundig rekenen. Iemand die deze toets met een voldoende af heeft gerond kan zijn
diploma in ontvangst nemen, maar is ook capabel om in verschillende situaties de juiste
hoeveelheden aan medicatie toe te kunnen dienen. Hoe beter iemand is in verpleegkundig
rekenen, hoe minder risico’s er zijn voor zowel het bedrijf als de patiënt. Een verkeerde
dosering kan immers leiden tot complicaties bij de patiënt, waardoor degene er niet mee
geholpen wordt maar juist zieker kan worden.
Welke onderdelen kun je verwachten op de toets verpleegkundig rekenen?
De toets verpleegkundig rekenen bestaat uit verschillende onderdelen. Ieder onderdeel
omvat een ander deel van het werkveld. Zo moet je kunnen rekenen met verschillende
soorten medicatie, maar ook met verschillende infusen, concentraties en zuurstof. Bij ieder
onderdeel komen er andere formules kijken. De verschillende formules moet je daarom uit
je hoofd kennen voordat je aan de daadwerkelijke toets begint. Hieronder kun je lezen wat
de verschillende onderdelen inhouden.
Bij de toets verpleegkundig rekenen krijg je te maken met het berekenen van zuurstof.
Hierbij ga je kijken naar hoeveel zuurstof er vrijkomt, maar ook hoe lang je nog met een tank
kunt doen voordat deze gewisseld moet worden. Bij zuurstof toedienen moet je namelijk
altijd volgens een protocol handelen en heel nauwkeurig te werk gaan. Als eerste moet je
hiervoor weten dat er drie verschillende cilinders zijn: een 2, 10 en 40 liter. De druk die op
de cilinders staat, wordt aangegeven op de manometer. Wanneer je wilt weten hoeveel druk
er vrijkomt, geldt de regel: hoeveelheid zuurstof (in liters) = druk (bar) x inhoud cilinder
(liters). Als je moet berekenen hoe lang je nog met een cilinder kunt doen, bereken je eerst
hoeveel er vrijkomt en ga je daarna uitrekenen hoeveel minuten je hiermee kunt doen.
Verschillende varianten voor de juiste medicatie
Het volgende onderdeel van de toets verpleegkundig rekenen is medicatie. Er bestaan
verschillende soorten medicijnen, namelijk tabletten, drankjes, inhalatiemedicatie, injecties
en intraveneus. De hoeveelheid van een bepaalde stof of het werkende deeltje staat
aangegeven op het etiket. Dit kan zowel in milligrammen, Internationale Eenheden, mmol
als milliliters zijn. Je moet hierdoor altijd goed opletten wat er in de vraag wordt gezegd. In
principe werk je vrijwel altijd op dezelfde manier, maar je moet hierbij wel de juiste
eenheden gebruiken. Wanneer je hierop let, kun je ervoor zorgen dat de patiënt de juiste
medicatie toegediend krijgt.
Ook infusie en transfusie is een onderdeel van de toets verpleegkundig rekenen. Met dit
onderdeel ga je berekenen op welke manier het infuus ingesteld moet worden om de juiste
dosering toe te kunnen dienen bij de zorgbehoevende. Er bestaan hierbij twee verschillende
infusen. De eerste is een druppelgestuurd infuus, welke werkt met 20 druppels per milliliter.
Aan de hand van de hoeveelheid medicatie kun je dit infuus instellen op de juiste
druppelsnelheid. Een volumegestuurd infuus gaat op een aantal milliliters per minuut. Je
moet hiervoor weten welke dosering de patiënt nodig heeft en hoeveel er hiervan in de
ampul zit. Van hieruit kun je het systeem instellen..
Concentraties is voor veel mensen lastiger. Dit onderdeel van de toets verpleegkundig
rekenen kent namelijk veel basiskennis van rekenen, maar daarbij ook kennis van
scheikunde. Je moet namelijk niet alleen kunnen bepalen hoeveel procent er van de ene stof
in de andere zit, maar ook kunnen rekenen met Mollen. Vaak staat namelijk op een medicijn
of oplossing hoeveel mmol er van een werkende stof in het medicijn. Hoeveel mmol erin zit,
staat omschreven op het etiket en in de bijsluiter. Van hieruit moet je gaan rekenen hoeveel
milliliter de patiënt nodig heeft van de beschikbare stof om tot het gewenste resultaat te
komen.
Hoe zien die vragen van de toets verpleegkundig rekenen eruit?
Verschillende onderdelen behoeven ook verschillende vragen. De toets verpleegkundig
rekenen ziet er daarom ook heel divers uit. Echter hebben al deze opdrachten een ding met
elkaar gemeen: ze komen altijd in de vorm van een verhaal. In dit verhaal wordt de situatie
van de patiënt uitgelegd en krijg je te horen hoeveel medicatie iemand nodig heeft. Ook
staan er veel andere getallen vermeld. Het kan daarom zijn dat je al snel verward raakt. Het
is van belang dat je daarom de vragen goed doorneemt, zodat de hoeveelheid informatie jou
niet van de wijs brengt.
De vragen van de toets verpleegkundig rekenen zijn hierbij ook vaak op dezelfde manier
opgebouwd. De eerste vraag begint altijd makkelijk. Hiermee kun je voor jezelf meer
zelfvertrouwen opbouwen, doordat dit vaak de vragen zijn die je snel kunt beantwoorden
zonder dat je hier onnodige fouten mee gaat maken. Daarna bouwen de vragen op naar
lastiger, waarbij je ook meer informatie in de verhalen moet gaan opzoeken. Vanaf hier
moet je extra goed op gaan letten, zodat je niet de verkeerde informatie eruit haalt en jouw
antwoorden fout zijn. Je moet immers uiteindelijk een voldoende halen voor de toets om
jouw diploma te behalen.