Formules verpleegkundig rekenen

Er zijn heel veel formules die je bij verpleegkundig rekenen nodig hebt. Die zetten wij allemaal op een rijtje, zodat je ze niet allemaal apart hoeft op te zoeken. Het is namelijk erg lastig om deze allemaal uit je hoofd te leren voor die ‘’verschrikkelijke’’ toets. Echter moet je de formules wel goed beheersen, want fouten in je berekening kunnen eventueel grote gevolgen hebben voor de patiënten. De basis van het rekenen moet je ook goed beheersen, want je moet ook om kunnen rekenen en kunnen rekenen met procenten. Beheers je dit goed, dan zal het makkelijker zijn om de formules goed toe te passen.

Inhoudsopgave


Verpleegkundig rekenen procenten

Rekenen met procenten wordt altijd gevraagd bij medisch rekenen. Het wordt voornamelijk gevraagd bij het berekenen van verhoudingen van bepaalde stoffen of medicijnen. Er wordt dan aangegeven hoe groot het deel van een geheel is, dus zoveel procent van een stof is aanwezig in een medicijn.



Je moet je goed voorbereiden op de toets verpleegkundig rekenen. Het is dan handig om de basis van het rekenen goed onder de knie te hebben. Procenten is daar een groot onderdeel van, maar hoe reken je met procenten? Een procent geeft een indicatie van de hoeveelheid van een bepaalde stof die in een oplossing zit. Als er in de opdracht gegeven wordt dat er 1% KCL - oplossing is, dan zit er 10 mg/ml KCL in die oplossing. Ga je dit vergroten met 10% dan wordt het 100 mg/ml KCL in de oplossing. Dit soort vragen komen vaak voor in verhaaltjes vorm, zodat ze het jou nog lastiger kunnen maken.

Verpleegkundige formules

Er zijn in totaal 9 onderdelen bij medisch rekenen, namelijk oplossen, verdunnen, zuurstof, druppelsnelheden, vochtbalans, perfusor/spuitpomp, dagschema, BMI en vaste medicatie. Deze onderdelen hebben allemaal andere formules die je moet kunnen toepassen. Wij zetten deze 9 onderdelen voor je op een rijtje, zodat je een goed overzicht hebt van de verschillende formules van verpleegkundig rekenen. Per onderdeel staat er een oefenvraag bij. Je kunt dan meteen de geleerde formule toepassen. Deze verpleegkundig rekentoetsen worden vaak door Cito afgenomen en je uitslag krijg je dan direct binnen.

Oplossen

 Bij het oplossen moet je een hoeveelheid stof in een oplossing berekenen. Je berekent dan hoeveel milliliter er van een bepaalde stof in een oplossing zit. De oplossing wordt op verschillende manieren gegeven, dit kan in procenten zijn, maar ook in aantal milligram of milliliter. Daarnaast bestaat er ook nog een internationale eenheid, genaamd IE. Het doel is dat je ziet wat de patiënt voorgeschreven krijgt en wat er aanwezig is in de oplossing. Dit wordt allemaal in de formule weergegeven, Voorschrift (V) / aanwezig per 1 ml (A). Afgekort is dat V/A. Als er een percentage gevraagd wordt, dan is 1%, 10 mg/ml.

Oefenvraag

Je moet een zorgvrager 250 milliliter Euphylline geven. Je hebt een 5% oplossing. Hoeveel ml geef je de patiënt?

Antwoord

V / A = 250 / 50 , want 5% x 10 = 50

Dus je moet 5 milliliter geven.

Verdunnen

Als je een te sterke oplossing hebt, dan ga je die oplossing verdunnen. Je gaat zo de oplossing minder sterk maken, zodat de patiënt de juiste hoeveelheid medicatie krijgt. Je hebt dan een gedeelte oplossing met medicijn erin, dat je moet mengen met bijvoorbeeld water. Je rekent iedere keer 2 dingen uit, eerst hoeveel je van de oplossing met de sterke concentratie nodig hebt, daarna hoeveel je nodig hebt van de verdunner (bijvoorbeeld water). Hier gebruik je deze formule voor: Voorschrift in % x aantal ml / aanwezig in % = verdunning.

Oefenvraag

Op de afdeling in de steriele dienst heb je een zoutoplossing van 40%, een zorgvrager moet in een zoutbad met zijn vinger. Hiervoor heb je 500 milliliter zoutoplossing nodig van 30%.

A. Hoeveel milliliter zoutoplossing van de voorraad neem je?

B. Hoeveel milliliter water voeg je toe?

Antwoord

A. V / A = 30 x 500 / 40 = 15.00 / 40 = 375 ml

     Dus je neemt 375 milliliter zoutoplossing van de voorraad mee.

B. 500 – 375 = 125 milliliter

     Dus je voegt 125 milliliter water toe.


Zuurstof

Bij het berekenen van zuurstof heb je altijd een antwoord in ‘’minuten’’ en je berekent altijd hoe lang je kunt doen met een zuurstoftank. Je gaat dan na hoeveel je op voorraad hebt en dat deel je door het aantal liters zuurstof dat de patiënt nodig heeft per minuut. Je moet met meerdere formules gaan rekenen om het juiste antwoord te vinden. Dit is een van de moeilijkere onderdelen van het verpleegkundig rekenen. Je wilt dus eerst het aantal liters op voorraad uitrekenen, dit doe je door de formule druk x omvang toe te passen. Het antwoord hierop is het aantal liter op voorraad. Met dit antwoord ga je doorrekenen met de 2de formule, aantal liter op voorraad / voorschrift (V). Het antwoord hierop is hoeveel minuten de patiënt kan doen met de zuurstoftank.

Oefenvraag

Een ambulance heeft een zuurstofcilinder van 20 liter. De klok wijst 60 atmosfeer aan. De cliënt krijgt 2,5 liter zuurstof per minuut. Hoe lang kan de ambulance zuurstof toedienen?

Antwoord

20 x 60 = 1200 / 2,5 = 480 minuten

Dus de ambulance kan 480 minuten zuurstof toedienen.

Druppelsnelheden

Bij het berekenen van de pompstand gaat het om de snelheid in milliliters per uur. Het is handig om de basis rekenregels te kennen van het omrekenen van uren naar minuten. Je wilt het aantal druppels per minuut berekenen bij de druppelsnelheid. Daarvoor wil je het aantal druppels berekenen en daarna deel je dat door het aantal minuten. 1 milliliter vloeistof is 20 druppels en bij bloed /packet cells is 1 milliliter 18 druppels. Verder is het ook handig om te weten dat 1 liter 1000 milliliter is. Je gebruikt 2 formules om het aantal druppels per minuut te berekenen. Eerst wil je het aantal milliliter / aantal uur = aantal milliliter per uur. Vervolgens ga je de milliliters x de druppels doen / aantal uur x 60 = aantal druppels per minuut.

 


 

Oefenvraag

Een cliënt krijgt continu sondevoeding. Er wordt gebruik gemaakt van een voedingspomp. De cliënt krijgt 1000 milliliter per 24 uur. Op hoeveel milliliter per uur stel je de pomp in? Rond af op hele milliliters.

Antwoord

Milliliter / uur = 1000 / 24 = 41,67 = 42 milliliter.

Dus je stelt de pomp in op 42 milliliter per uur in.

BMI

 

Body Mass Index, afgekort BMI geeft een indicatie of je op een gezond gewicht zit. Dit bereken je door een gemakkelijke formule toe te passen, namelijk gewicht / (lengte in cm x lengte in cm) = BMI. De uitslag hiervan geeft aan of de patiënt op een gezond gewicht zit of niet.


Oefenvraag

Bert heeft een lengte van 1,85 meter en weegt 80 kilo. Wat is zijn BMI? Rond af op een decimaal.

 

Antwoord

1,85 meter = 185 centimeter

80 / (1,85 x 1,85) = 23,4

Dus Bert zijn BMI is 23,4

Vaste medicatie

Bij dit onderdeel bereken je hoeveel tabletten of pillen een cliënt moet krijgen. Het is erg te vergelijken met het berekenen van een oplossing. De formule die hiervoor gebruikt wordt, is het voorschrift : aanwezig per tablet = aantal tabletten. Dat betekent dus dat de formule identiek is aan die van oplossen, namelijk Voorschrift (V) / Aanwezig (A).


Oefenvraag

Mevrouw de Boer heeft een zware keelontsteking en krijgt daarom antibiotica. De arts schrijft 2 maal daags 0,375 gram amoxicilline voor. Aanwezig zijn in 2 helften deelbare tabletten met daarin 250 mg amoxicilline. Hoeveel tabletten geef je per keer aan mevrouw de Boer?

Antwoord

0,375 gram = 375 mg

V / A = 375 : 250 = 1,5 tablet

Dus je geeft 1,5 tablet per keer aan mevrouw de Boer.

Overzicht formules verpleegkundig rekenen

Er zijn veel verschillende formules voorbij gekomen. Deze zetten we even op een rijtje, zodat het voor jou makkelijk te onthouden is. Pas deze formules toe en schrijf op wat je doet. Dit is erg handig voor het rekenen met formules.

Oplossen                     = Voorschrift (V) / Aanwezig (A)

Verdunnen                  = Voorschrift in % x aantal ml / aanwezig in %

Zuurstof                      = druk x omvang

                                    aantal liter op voorraad / voorschrift

Druppelsnelheid         = het aantal milliliter / aantal uur = aantal milliliter per uur.

                                    milliliters x druppels / aantal uur x 60 = aantal druppels per minuut.

BMI                             = gewicht / (lengte in cm x lengte in cm)

Vaste medicatie          = voorschrift (V) : aanwezig (A) per tablet = aantal tabletten.

Ook slagen voor je verpleegkundig rekenexamen?

Wil je oefenen om te kunnen slagen voor het verpleegkundig rekenexamen? Doe dan de verpleegkundig rekentraining van medischrekenenoefenenen.nl. Met de verpleegkundig rekentraining kun je tegen een vergoeding levenslang de belangrijkste onderdelen van verpleegkundig rekenen onbeperkt oefenen. Op die manier zorg je ervoor dat je beter zult gaan scoren op de verschillende onderdelen van het examen. Bekijk hieronder onze trainingspakketten.